Het Blinkende Goud (3)

Derde deel, geschreven door Marcel Fränzel, burgemeester van Sint Anthonis

De vier schimmels kregen de sporen van hun berijders, die ervoor zorgden Floris niet uit het oog te verliezen. Wat bezielde hem, om er zo vandoor te gaan? Wat wist hij over de schat wat zij niet wisten? En waarom vertelde hij het hen niet?

Onderweg was er geen tijd om te praten. Er was immers geen tijd te verliezen. Het paard van Floris leek over de weg te vliegen en de schimmels hadden net voldoende kracht het beest bij te houden. Het viertal volgde Floris urenlang over de landerijen en door de weiden van het uitgestrekte gebied. Ze draafden door gebieden waar de boeren hun vee hielden en gewassen verbouwden. Tijdens de rit zagen ze verschillende kerktorens, ze konden nauwelijks bijhouden hoeveel dorpjes ze op hun weg waren gepasseerd. Ze passeerden kasteel Bekestein, gelegen bij het dorpje dat ze kenden onder de naam “Ploewwe”.

Plots doemde er een bosschage op. Het gezelschap zag Floris stoppen bij een enorme boom, die uit allerlei grillige takken bestond. De takken leken gigantische armen, die op de wind onheilspellend heen en weer wiegden. Met grote passen begon Floris om de boom heen te lopen, blijkbaar zoekend naar iets. Op een afstandje van de boom, nog buiten het zicht,  stopte het gezelschap eveneens. Ze overlegden wat de beste aanpak was om Floris te benaderen.

“Zag je de fonkeling in zijn ogen toen hij de sleutel greep?” zei Rosa opgewonden. “Zou hij weten waar de schat te vinden is en hem zonder ons gaan ophalen?”.  

“Maar herinneren jullie je het gedicht uit het doosje dan niet”, merkte Bram op, met paniek in zijn stem. “Als hij alleen verder gaat, en ons vieren verraadt, is hij geen edelmoedig mens. Hij moet met ons samenwerken zodat we de schatkist samen kunnen openen! Anders heeft straks niemand de schat!”

Ondertussen zagen ze Floris op zijn knieën bij de boom zitten. “We moeten zijn vertrouwen terugwinnen, alleen met ons vijven gaat het lukken!” zei Jasper. “Laten we het gesprek met hem aangaan en proberen hem te overtuigen”. Dit gezegd hebbende, begon hij met zijn paard in de richting van Floris te lopen. De anderen volgden.

Floris schrok van het naderende gezelschap. “Ik had niet gedacht dat jullie eenvoudige schimmels mijn zwarte hengst konden bijhouden”, stamelde hij. “Jullie blijken sterker te zijn dan ik dacht”.

Jasper nam het woord en vertelde Floris dat ze eerlijk moesten zijn tegen elkaar en samen moesten gaan werken. “Anders vinden we de schat nooit en krijgen we deze al helemaal niet open. En dan heeft niemand er meer wat aan!”

“Jullie hebben gelijk, het spijt mij”, zei Floris. “We moeten samenwerken om deze tocht fier te kunnen doorstaan. Vanaf nu staan we allemaal aan dezelfde kant en zoeken we samen naar de schat.”

“Hoe wist jij eigenlijk van de schat?” vraagt Rosa aan Floris. “Het leek dat je minder verrast was toen we het doosje en de sleutel vonden, dan wij allen.”

“Dat klopt”, zei Floris “ik zal jullie vertellen wat ik weet en waarom ik nou precies hierheen ben gekomen. In onze familie gaat al zolang ik weet een oud verhaal rond over de schat. Een van mijn voorvaderen heeft ermee te maken en heeft het zelfs met de dood moeten bekopen. Ik wist dat we met vijf dienaars van Land van Cuijk samen zouden moeten werken om de schat te kunnen vinden. Toen ik jullie vier zo samen in het bos zag, wist ik dat dit het moment is. We zijn compleet en kunnen op zoek naar de schat.”

De anderen luisterden ademloos toe. Ze hadden niet gedacht dat ze op deze manier waren uitverkoren om aan deze zoektocht mee te doen. Spannend vonden ze het in elk geval zeker!

Floris vervolgde zijn verhaal. “Er moet een toren zijn waar de schat te vinden is. Ik ben er nog niet achter welke toren dit moet zijn maar volgens het verhaal kunnen de grootste bomen ons meer vertellen.“

Frank had zich al een hele tijd een beetje afzijdig gehouden. In de uitgestrekte landerijen had hem de hele tijd het gevoel bekropen dat er iets niet in de haak was, en hier, in de buurt van de dichtbegroeide bossen bekroop hem opnieuw het gevoel dat ze niet alleen waren. Terwijl de anderen de grote boom van alle kanten aan het bekijken waren om een aanwijzing te vinden, hield hij de omgeving in de gaten. Plotseling doemde er een oude dame op, gekleed in lange, zwarte kleding. Het leek net alsof ze uit de boom op hen neerdaalde. Met een krassende stem stootte zij een soort gedicht uit:

“Hier bij de Heksenboom zit je goed

Als je de weg naar het goud vinden moet

De heren van Cuijk gebruikten hun magie

Om een aanwijzing te verstoppen, en zie,

Jullie wens wordt verhoord

Ik verwijs jullie naar een volgend oord

Naar Oelbroec zullen je paarden je dragen

Waar je de hulp van de bewoners zult moeten vragen”

Net zo plotseling als ze was verschenen, verdween de oude vrouw weer. Floris, Bram, Jasper, Frank en Rosa begonnen druk met elkaar te praten.

“We zitten dus duidelijk op de goede weg”,  riep Bram enthousiast. “Maar hoe komen we erachter waar we precies moeten zijn?” “En wat zei ze nou over de hulp van de bewoners?” vroeg Rosa zich hardop af?

Floris dacht diep na over het familieverhaal dat hij zo vaak had gehoord. Was er in Oelbroec een toren die de schat zou vrijgeven, waar zij zo naar op zoek waren? “Laten we beginnen met de raad van de oude vrouw te volgen” zei hij na enige tijd, “en de weg naar Oelbroec volgen. Ik meen dat er bij de Brink een kerktoren is, dat moet het zijn!”
Het vijftal sprong op de paarden en vervolgde hun weg.

Tegen de schemering kwamen zij aan in Oelbroec. De mist begon op de velden neer te dalen en het werd kouder toen ze het dorp naderden. Ze naderden het dorp en voelden zich niet op hun gemak. De angst maakte zich van hen meester toen ze de dreigende klanken in het dorp hoorden.

Wat stond hen nu weer te wachten?