Het Blinkende Goud (2)

TWEEDE DEEL, geschreven door Antoine Walraven, burgemeester Mill en Sint Hubert

Er viel een oorverdovende stilte. De vreemdeling had diepe indruk op de vier gemaakt. Iedereen leek zich te beseffen dat ze elkaar nodig hadden. Maar niemand nam het woord, behalve de vele vogels in het bos.

Na enige minuten doorbrak Jasper de ongemakkelijke stilte: “Eigenwijsheid is mooi, gezamenlijke intelligentie is beter! We willen toch allemaal het blinkende goud vinden?”

Na enige aarzeling realiseerde Rosa zich dat Jasper gelijk had. “Laten we onze krachten en talenten bundelen. Eendracht maakt macht”, zei ze vastbesloten.

Ook Frank en Bram stemden hier uiteindelijk mee in. De onbekende vreemdeling knikte goedkeurend en pakte het perkament uit de handen van Frank.

“Hebben jullie eigenlijk gezien dat er naast de sierlijke bloedrode letters ook accolades zijn opgenomen? Samen lijken ze op een ridderschild.. Dat is mogelijk een verwijzing naar de heren van Cuijk.”

“De heren van wie?”, vroeg Jasper.

De vreemdeling vertelde over het Land van Cuijk. Hoe mooi het was, en dat het strategisch lag aan wegen en vaarroutes. “De Romeinse weg van Noviomagus naar Mosae Traiectum kruist bij Ceuclum via een houten brug de Maas, om vandaar naar Blariacum te gaan. Na het vertrek van de Romeinen heersten de heren van Cuijk over deze heerlijkheid.”

“Zou de schat met goud hier dan ergens liggen?”, vroeg Rosa zich af. De vreemdeling keek haar met gefronste wenkbrauwen en met bloeddoorlopen ogen aan: “Wie het weet, mag het zeggen…”

Terwijl het vijftal het gedicht nogmaals aandachtig bekeek, viel de duisternis als een warme deken over het bos. De bosuil liet van zich horen, als teken voor de naderende nachtelijke jacht. De volle maan won terrein en de vleermuizen dansten in de lucht…

De vreemdeling had zich inmiddels verstopt in zijn grijze mantel en was even geruisloos verdwenen als hij was gekomen. Zonder dat ze hem nog konden zien, riep hij vanuit het niets: “Morgen om negen uur zie ik jullie op deze plek en gaan we op zoek naar het blinkende goud. En wees gewaarschuwd! Jullie worden in de gaten gehouden.” Na wat geritsel in de verte was hij dan echt vertrokken

Rosa was enorm geschrokken van de doordringende stem en de onheilspellende boodschap van de vreemdeling. “Laten we snel uit dit zwarte woud vertrekken en op zoek  gaan naar onze bedden.”

De gebeurtenissen en de onverwachte ontmoeting hadden veel indruk op Jasper, Rosa, Frank en Bram gemaakt. Angstig, geschokt, beduusd, maar vooral nieuwsgierig keerden ze huiswaarts. Ze moesten het raadsel ontrafelen…….

Na een slechte nachtrust ontmoetten Jasper, Rosa, Frank en Bram elkaar op het afgesproken tijdstip bij de grote kei. De bliksem en donder maakten zich deze ochtend meester over de beangstigend donkere lucht. De stormachtige wind floot onheilspellend en de regen kwam met bakken uit de hemel. 

“Het weer voorspelt niet veel goeds”, zei Frank bedrukt.

Plotseling kwam het gekletter van paardenhoeven snel dichterbij. Vanuit de bossen verscheen de vreemdeling op een indrukwekkend groot zwart paard. Blindelings gevolgd door vier prachtige schimmels. Jasper, Rosa, Frank en Bram zetten geschrokken een aantal stappen achterwaarts.

De vreemdeling riep: Kies allemaal een paard, want we hebben vandaag een lange en zware reis voor de boeg.”

Zonder vragen te stellen koos het viertal een paard en zocht een gemoedelijk plekje in het zadel. Nog voordat ze wilden vertrekken, sloeg de bliksem in als een bom. De kei werd met enorme kracht in tweeën gesplitst.

Ze schrokken van de onverwachte onweersklap. Rosa viel van haar steigerende paard en maakte een enorme smak op de grond. Met een door pijn vertrokken gezicht probeerde ze behoedzaam op te staan. De onbekende man reikte zijn hand uit om Rosa opnieuw in het zadel te helpen.

“Vriendelijk bedankt uh……hoe heet je eigenlijk?”, vroeg Rosa zich af. Na enige aarzeling antwoorde de vreemdeling: “ze noemen me Floris de Zwarte”.

“Oké, bedankt dan Floris!”

Nadat iedereen langzaam was bekomen van de schrik riep Frank enthousiast: “Kijk, onder de kei ligt nog zo’n houten doosje verborgen.”

Het houten doosje straalde felle kleuren uit. Het leek wel een regenboog! Op hetzelfde moment hield het op met regenen en herwon de zon haar positie tussen het indrukwekkende wolkenspel. Op het doosje was een gouden schild met rode dwarsbalken en een soort van eendjes geschilderd.

“Wat vreemd, die eendjes hebben geen snavels en poten”, merkte Bram op. Floris reageerde stellig: “Dat zijn geen eenden, maar merletten”.

Merletten? Ze keken elkaar vertwijfeld aan…

Frank pakte het oude doosje op en opende het voorzichtig. Het viertal ging om hem en het doosje heen staan. Plotseling werden ze onaangenaam verrast door onheilspellende stemmen. Ze keken verschrikt om zich heen, maar de geluiden bleken toch echt uit het houten doosje te komen.


“Wij heren van Cuijk zijn zeer voldaan

dat gekozen is om als vijftal samen te gaan

slechts wie altijd zo eerlijk is als goud,

en als edelmoedig mens wordt beschouwd

zal door de schittering niet verblind raken

en de kracht bezitten om met deze sleutel

de vergrendeling ongedaan te maken”


Terwijl Frank, Bram, Jasper en Rosa nog van de schrik moesten bekomen, greep Floris het doosje uit de handen van Frank. Deze opende het doosje en haalde hier een gouden sleutel uit. “Deze bewaar ik. De sleutel is bij mij in goede handen De gouden gloed in zijn ogen was onmiskenbaar. Op hetzelfde ogenblik gaf hij zijn paard de sporen….

Nog enigszins beduusd van het gebeuren volgden de schimmels snel. Er was geen tijd voor twijfel, ze moesten wel achter hem aan.  Waar reed hij als een bezetene naar toe? De vijf paarden trokken in volle galop het mistige bos in. In hoog tempo verdwenen de silhouetten richting horizon. De vijf stippen hadden nog steeds niet in de gaten dat ze al die tijd werden gevolgd. Wie zijn deze kapers op de kust, en waar zijn zij naar op zoek?

 

Het Blinkende Goud (1)